Ras standaard
Dwergpinscher
Op deze pagina vind je de gehele rasstandaard van de dwergpinscher. De ras standaard is ook te vinden op www.vfld.nl
Algemen informatie
FCI Standaard nr. 185
18.04.2007
Dwergpinscher
Vertaling: Ine Hartgers-Wagener september 2000 *).
Land van oorsprong: Duitsland.
Datum van publicatie van de geldige originele standaard: 06-03-07.
Gebruik: Huis- en Gezelschapshond.
Classificatie FCI: Groep 2 Pinschers en Schnauzers – Molossers – Zwitserse Sennenhonden en andere rassen. Sectie 1 Pinschers en Schnauzers. Zonder werkproef.
Kort historisch overzicht: De Dwergpinscher werd al rond de vorige eeuwwisseling in grote aantallen gehouden en in het fokregister van 1925 waren al 1300 inschrijvingen. Uit de vele kleurvariëteiten fokte men evenals bij de Duitse Pinscher, de kleuren zwart met lichtere aftekeningen en eenkleurige rode tot roodbruine dieren.
Algemeen totaalbeeld: De Dwergpinscher is de verkleinde weergave van de Duitse Pinscher, zonder de gebreken van verdwergde verschijningen. Zijn elegante, kwadratische bouw is door zijn korte beharing duidelijk zichtbaar.
Belangrijke verhoudingen: • In verhouding van lengte en hoogte moet de lichaamsbouw zo kwadratisch mogelijk tonen. • De totaallengte van het hoofd (neuspunt tot achterhoofdsbeen) komt overeen met de helft van de ruglengte (schoft tot staartaanzet).
Gedrag en karakter (aard): Levendig, temperamentvol, zelfverzekerd en evenwichtig. Dit alles maakt hem tot een aangename familie- en gezelschapshond.
Hoofd:
Bovenschedel:
Schedel: Krachtig, gestrekt, zonder sterk ontwikkeld achterhoofdsbeen. Het voorhoofd is vlak en verloopt zonder rimpels en parallel aan de neusrug.
Stop: Licht, maar toch duidelijk gemarkeerd.
Gezichtsdeel:
Neus: De neusspiegel is goed ontwikkeld en zwart.
Voorsnuit: Eindigt in een stompe wig. De neusrug is recht.
Lippen: Zwart, vast en glad tegen de kaken liggend. De mondhoeken gesloten.
Kiezen / tanden: Krachtige boven en onderkaak. Het volledige schaargebit (42 tanden volgens de tandformule) is krachtig, goed sluitend en zuiver wit. De kauwspieren zijn goed ontwikkeld zonder storende bakkenvorming.
Ogen: Donker, ovaal met aansluitende zwart gepigmenteerde oogleden.
Oren: Staande oren; klaporen, hoog aangezet, V-vormig, de binnenkanten tegen de wangen liggend, naar voren gedraaid in de richting van de slapen, waarbij de parallelle vouw niet boven het hoofd uit komt.
Hals: Adellijk gebogen, niet te kort. Zonder duidelijk beginpunt harmonisch overgaand in de schoft; droog zonder wam of keelhuid. De huid is strak en sluit rimpelloos aan.
Lichaam:
Bovenlijn: Vanuit de schoft naar achteren iets aflopend.
Schoft: Vormt het hoogste punt van de bovenlijn. Rug: Krachtig, kort en strak.
Lendenpartij: Krachtig. De afstand van de laatste ribbenboog tot de heup is kort waardoor de hond compact lijkt.
Croupe: In een lichte ronding verlopend, ongemerkt overgaand in de staartaanzet.
Borst: Matig breed, in dwarsdoorsnede ovaal, tot de ellebogen reikend. De voorborst is door de borstbeenpunt duidelijk gemarkeerd.
Onderlijn en buik: De flanken niet overmatig opgetrokken, met de onderkant van de borstkast een mooie gebogen lijn vormend.
Staart: In de natuurlijke staat; sabel- of sikkel-vormige staartdracht is gewenst.
Ledematen:
Voorhand:
Algemeen: De voorbenen zijn, van voren gezien, sterk, recht en niet te dicht bij elkaar geplaatst. De onderbenen staan vanaf de zijkant gezien recht.
Schouders: Het schouderblad ligt vast tegen de borstkast aan, is aan beide zijden van het schouderblad goed gespierd en steekt boven de dooruitsteeksels van de borstwervels uit. Zo schuin mogelijk en goed terugliggend, een hoek vormend
van 50º met de horizontale lijn.
Opperarm: Goed tegen de romp aanliggend, krachtig en gespierd; hoek met schouderblad bedraagt 95º tot 105º.
Ellebogen: Correct aansluitend, niet naar buiten of binnen draaiend.
Onderarm: Krachtig ontwikkeld en gespierd, van voor en van opzij gezien kaarsrecht.
Voorvoetwortelgewricht: Krachtig en stabiel.
Voormiddenvoet: Krachtig en verend, van voren gezien kaarsrecht, van opzij bekeken iets schuin naar de grond staand.
Voorvoeten: Kort en rond. Tenen strak tegen elkaar aanliggend en gewelfd (kattenvoeten); voetkussens bestendig; nagels kort, zwart en sterk.
Achterhand:
Algemeen: Van de zijkant bekeken schuin gesteld, van achter bekeken parallel verlopend, niet eng gesteld.
Dijbeen: Matig lang, breed en krachtig gespierd.
Knie: Niet naar binnen of buiten gedraaid.
Onderbeen: Lang en krachtig, pezig, in een krachtig spronggewricht overgaand.
Spronggewricht: Uitgesproken gehoekt, krachtig, stabiel, niet naar binnen of buiten gedraaid.
Achtermiddenvoet: Kaarsrecht op de grond geplaatst.
Achtervoeten: Iets langer dan de voorvoeten, tenen strak tegen elkaar liggend en gewelfd, nagels kort en zwart.
Gangwerk: De Dwergpinscher is een draver. De rug blijft in de beweging vast en relatief rustig. De beweging is harmonisch, zeker, krachtig en ongeremd, met goede staplengte. Typisch voor de draf is een ruimgrijpende, sierlijk en
vloeiende beweging met krachtige stuwing en vrije voorhandbeweging.
Huid: Over het gehele lichaam strak aansluitend.
Beharing:
Haar: Kort en dicht, glad aanliggend en glanzend, zonder kale plekken.
Kleur:
• Eenkleurig: Hertenrood, roodbruin tot donkerroodbruin.
• Zwartbruin: Lakzwart haar met rode tot bruine aftekeningen. Na te streven is zo donker mogelijk, zuiver, scherp afgetekend brand. De aftekeningen zijn als volgt verdeeld: boven de ogen, aan de onderkant van de hals, aan de middelvoet
van de voorbenen, aan de voeten, aan de binnenkant van de achterbenen en onder de staartwortel. Twee van elkaar gescheiden zuiver begrensde driehoeken aan de voorborst.
Maat en gewicht:
Schouderhoogte: Reuen en teven 25 tot 30 cm. Gewicht: Reuen en teven 4 tot 6 kg.
Fouten:
Iedere afwijking van de hiervoor genoemde punten moet als fout gezien worden, en de ernst van de fout is afhankelijk van de graad van afwijking en de invloed welke deze heeft op de gezondheid en het welzijn van de hond.
In het bijzonder:
• Plompe of te lichte, laagbenige- of hoogbenige bouw.
• Zware of ronde schedel.
• Rimpels op het voorhoofd.
• Korte, spitse of smalle voorsnuit.
• Tanggebit.
• Lichte, te kleine of te grote ogen.
• Laag aangezette of zeer lange, verschillend gedragen oren.
• Losse keelhuid.
• Te lange, opgetrokken of slappe rug.
• Karperrug.
• Afvallend croupe.
• Lange voeten.
• Telgang.
• Steppend gangwerk.
• Dunne beharing.
• Doorstoken, aalstreep, donker zadel en verbleekt of gevlekte beharing.
• Meer dan 1 cm boven of onder de maat. Zware fouten:
• Ontbreken van geslachtstype (b.v. reuachtige teef).
• Lichte bouw.
• Appelkop.
• Niet parallelle hoofdbelijning.
• Naar buiten draaiende ellebogen.
• Ondergeschoven achterhand.
• Steile of krombenige achterhand.
• Naar binnen gedraaide spronggewrichten (koehakkigheid).
• Tussen de 1 en 2 cm te groot of te klein.
Diskwalificerende fouten:
• Agressief of overmatig bang gedrag.
• Honden, welke duidelijk lichamelijke afwijkingen of gedragsstoornissen vertonen, moeten gediskwalificeerd worden.
• Misvorming van ieder soort.
• Gebrek aan type.
• Gebitsfouten als voorbeet, overbeet en kruisbeet.
• Grote fouten in onderdelen als lichaamsbouw, haar- en kleurfouten.
• Meer als 2 cm te groot of te klein.
N.B.:
• Reuen moeten twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels hebben die in de balzak zijn ingedaald.
• Voor de fok mogen uitsluitend functionele en klinisch gezonde, rastypische honden worden gebruikt.
*) Aangevuld door Bianca Smits i.v.m. aanpassing van de standaard per 06-03-07.